Van de Peugeot Partner met benzinemotor en bouwjaar 2010 doen niet alle cilinders lekker mee. Bovendien pakt de motor niet lekker op als het gaspedaal wordt ingetrapt. De oorzaak van het probleem blijkt uiteindelijk onwaarschijnlijker dan in eerste instantie gedacht.
De berijder brengt zijn auto naar de garage waar allereerst de diagnoseapparatuur aan het Motronic motormanagementsysteem gekoppeld wordt. De lijst met foutcodes die vervolgens tevoorschijn komt is niet mild:
- P1067/ Variabele kleptiming / Funktionerings-storing
- P1062 / Variabele kleptiming / Vermogen te gering
- P1031 / Variabele kleptiming / Verkeerde draairichting vastgest
- P1078 / Variabele kleptiming / Eindtrap te heet
- P1015 / Variabele kleptiming / Noodloopfunctie
- P1007 variable valve lift position sensor track 1 signal fault
- P1014 variable valve lift position sensor track 2 signal fault
Bij de auto in dit artikel wordt niet gas gegeven door via een gaspedaal de gasklep open en weer dicht te doen, maar door de lichthoogte van de inlaatkleppen te veranderen. Op deze manier stroomt afhankelijk van de wens van de berijder meer of minder zuurstof (lucht) de cilinders in. Hoe verder het gaspedaal wordt ingetrapt, hoe verder de inlaatkleppen open gaan.
Gas geven met inlaatkleppen
De kleplichthoogte en dus hoeveelheid zuurstof, wordt geregeld door het Variable Valve Lift and Timing Injection System (VTi) of, in normaal Nederlands, het kleplichthoogte-systeem. Aan de hand van de kleplichthoogte berekent de motorregeleenheid de hoeveelheid benzine die ingespoten moet worden. Het mag duidelijk zijn dat vanwege de bovengenoemde foutcodes alle verdenkingen naar de variabele kleptiming gaan.
Terug naar de werkplaats en de Peugeot Partner in dit artikel. De foutcodes worden gewist, maar ondanks verwoede pogingen blijft code P1067 (Variabele kleptiming / Funktionerings-storing) terugkomen. De monteur voert een aantal metingen uit en het vermoeden dat er in een van de aansluitingen iets fout gaat ontstaat. Ondertussen blijft code P1067 hardnekkig aanwezig.
Om te controleren of het probleem veroorzaakt wordt door het kleplichthoogte-systeem, maakt de monteur de stekker van één van de nokkenaspositiesensoren los. Als de stekker wordt losgenomen, zal het noodloopprogramma geactiveerd worden. Als het kleplichthoogte-systeem de boosdoener is, gaat de motor beter lopen omdat in noodloop de klepslag maximaal is en op hetzelfde moment de gasklep de vermogensregeling overneemt.
Kleplichthoogte-systeem
De losgenomen nokkenaspositiesensor maakt echter geen verschil. Als de elektromotor van het kleplichthoogte-systeem via een actuatortest aangestuurd wordt, functioneert deze wel. Hierdoor is de monteur er vrijwel zeker van dat het kleplichthoogte-systeem niet de boosdoener is. De monteur wil dit echter uitsluiten en een test doen met een nieuwe kleplichthoogte unit.
PSA schrijft echter voor dat een defect kleplichthoogte-systeem alleen in combinatie met de complete cilinderkop vernieuwd mag worden. Omdat een snelle uitwisseling van onderdelen hierdoor ondoenlijk is en om een ingrijpende, grote en vooral kostbare reparatie uit te sluiten, besluit de monteur contact op te nemen met de Automotive Techline.
Om de best mogelijk ondersteuning te bieden, leest de helpdesk via remote online diagnose nogmaals de motorregeleenheid uit en komen onderstaande foutcodes naar boven drijven.
- P1007 – variable valve lift position sensor track 1 signal fault
- P1014 – variable valve lift position sensor track 2 signal fault
- P 1067 – Variabele kleptiming / Funktionerings-storing
De aandacht verschuift nu naar de foutcodes P1007 en P1014. De codes ontstaan direct nadat de motor gestart wordt. De genoemde variable valve lift position sensor 1 en 2 behoren een signaal naar de motorregeleenheid te sturen zodat deze op zijn beurt de kleplichthoogte-(elektro)motor weer aan kan sturen. Als de regeleenheid geen terugkoppeling van een of meerdere sensors krijgt, zal de elektromotor niet aangestuurd worden.
Signaal terugkoppelen
Of de positiesensoren een terugkoppel signaal afgeven kan gecontroleerd worden met een scope of multimeter. De kleplichthoogte kan hierbij gesimuleerd worden door met een inbussleutel handmatig de elektromotor te verdraaien. Samen met het advies om het hoofdrelais en alle inherente voedingen en massa-aansluitingen te controleren gaat de monteur aan de slag.
Al snel gaat de diagnose de goede richting op want de monteur ontdekt een breuk in een kabel. De kabel is nog niet helemaal door, maar te dun geworden om voldoende stroom door te geven om de actuator motor van het kleplichthoogte-systeem te activeren. De boosdoener wordt gerepareerd, de foutcodes worden permanent gewist en de Partner doet het weer als vanouds.
Meer weten over Automotive Techline? Klik hier.